De politieke memoires van Ruud Lubbers

de politieke memoires van ruud lubbers

Haagse jaren, de politieke memoires van Ruud Lubbers door Theo Brinkel

De politieke memoires van Ruud Lubbers geven de lezer een gevoel van ongeduld, daadkracht, visie en vriendjespolitiek. Lubbers weet in de jaren ’80 een verzwakt Nederland erbovenop te helpen omdat hij weet waar het naartoe moet én dit weet te realiseren. Onvermoeibaar is hij dag en nacht aan de slag, hier duwend, daar meedenkend, daar creërend, bondjes sluitend met de juiste personen op het juiste moment. Het contrast met de biografie van Wiegel is groot. Waar Wiegel zich stap voor stap een weg probeert te vinden in een wereld waar hij niet uit voort komt en die hij niet kent – hetgeen hij overigens uiterst slim en in hoog tempo doet – is Lubbers vanaf het begin onderdeel van de gevestigde orde en de ‘old boys’. Hij lijkt als het ware voorbestemd om zijn positie in Den Haag voor het landsbelang in te nemen. Doelgericht zet hij zijn stappen. Daarbij moet hij ook teleurstellingen wegslikken zoals wanneer Van Agt lijsttrekker wordt terwijl hijzelf dit eveneens ambieerde. Jaren moet Lubbers wachten en meebewegen tot hij zelf de positie van lijsttrekker weet te verwerven en zijn volle potentieel kan ontplooien. Tot die tijd houdt Van Agt, daarbij ondersteund door Wiegel, de deur voor hem dicht. Maar Lubbers heeft visie en dat geeft uiteindelijk de doorslag.

Een deel van de politieke memoires van Ruud Lubbers over de Haagse jaren zijn saai door het ontbreken van interessante anekdotes. Soms gaat Lubbers in op kritiek die hij heeft gekregen maar die je als lezer niet per se kent, zodat je niet precies weet op welk verwijt hij reageert. De memoires lijken ook een stukje rechtvaardiging van zijn denken en handelen. Ze lijken doordrongen van de wil van Lubbers om het goed te doen en het goede te doen. Lubbers zit daar voor Nederland en schildert hoe hij stap voor stap het land uit de crisis weet te halen. Hij geeft veel inzage in hoe de zaken zijn gegaan en welke ingrepen allemaal hebben geleid tot verbetering en vernieuwing.

Over Lubbers persoonlijk vernemen we minder. We leren hem kennen als een echte katholiek, wat lijkt te betekenen dat je de zaken niet strak en principieel interpreteert en ruimte laat aan anderen. De morele vinger die vanuit de protestante hoek in het CDA nogal eens geheven wordt, roept bij Lubbers vooral verwondering op. Het is onverdraagzaam en onnodig en creëert disharmonie. De in de memoires geschetste werkwijze van Lubbers heeft iets ongrijpbaars. Onmerkbaar trekkend en duwend en voortdurend onderhandelend werkt Lubbers aan een Nederland waarin het bedrijfsleven kan floreren zodat er weer werk ontstaat voor de vele werklozen en de overheidsfinanciën op orde geraken zodat de welvaartstaat – in bijgestelde vorm – overeind kan blijven.

‘Daarbovenop gaat het niet alleen om wat intellectueel, of analytisch zuiver is, maar ook om de vraag of je het uitgelegd kunt krijgen. Niet aan iedereen, maar aan voldoende mensen, om erin te kunnen blijven geloven. Je houdt het politiek niet vol als je zelf de enige bent, die van zijn gelijk overtuigd is. Het innemen van een bepaalde positie is mede gerelateerd aan de percepties van anderen. Daardoor zie je jezelf zo nu en dan voor dingen staan, waar je later niet meer in gelooft. Ik verdedig in de eerste helft van de jaren tachtig de toeslagen voor de zogeheten echte minima. Dan de meerjarige echte minima. Dan de échte, échte, échte minima. Het blijkt later een onding, maar we winnen er de tijd mee die we nodig hebben. Het is een tijdlang de enige droge tegel in de modder. Je kunt er even op staan, tot ook die langzaam wegzakt. Daarmee is het thema op zichzelf niet zonder zin geweest. Vanuit de absolute, ethische criteria van links en ook wel christelijk-sociale uitgangspunten wordt dan toch in ieder geval erkend dat je je best doet.”

Bovenstaand citaat komt uit hoofdstuk 12, ‘De overbelaste democratie’ wat ik sowieso het interessantste hoofdstuk vond. Burgers hebben heel hoge verwachtingen gekregen van de overheid en de overheid kan die niet waarmaken. Hoe herkenbaar, ook nog in 2021! Interessant is daarbij dat ook de internationale verdragen reeds in Lubbers’ tijd opdoemen; Nederland heeft die ondertekend met een andere bedoeling dan de betekenis die ze in de jaren ’80 krijgen – mede op basis van rechterlijke uitspraken. En er is veel gedoe over de strafmaat van criminelen, en over het feit dat die beter beschermd lijken te worden dan burgers. Wetgeving, bestuur en rechterlijke macht zijn overbelast, constateert Lubbers. Het gaat te ver dit hoofdstuk diepgaand te beschrijven hier maar het leidt tot een pleidooi aan de politiek om verantwoordelijkheid te delen met burgers en groepen burgers. De tegenargumenten die dat oproept (‘de overheid moet gewoon zijn werk goed doen’ ‘geen verworven rechten van burgers aantasten’ en ‘moraliserend’) zou je heden ten dage ook zo kunnen horen. Het lijkt daarmee wel of de politieke problemen tijdloos zijn en onderdeel van het bestel. Ademloos las ik zinnen die in 2021 geschreven hadden kunnen zijn:

“Te veel speelt zich af onder de broeierige kaasstolp aan het Binnenhof. De politicus heeft de neiging de burger te vertellen wat hij belangrijk moet vinden in de politiek, terwijl eigenlijk de burger zelf uitmaakt wat belangrijk is in de politiek”.

Wijze woorden, en tegelijk intrigerend want als je de biografie van Wiegel leest, staat die veel dichter bij de burger dan Lubbers voor wie alle contacten ‘in de bovenlaag’ lijken te zitten. Heel interessant is verder Lubbers’ observatie dat bewindslieden die weinig doen, weinig kritiek krijgen. En dat de Kamer controleert op fouten – die je maakt als je juist wel veel doet – en niet op gebrek aan activiteiten. “De risicomijdende bewindspersoon zit veiliger dan de actieve”. Hoe staat dat ervoor in 2021? De vraag stellen is….

Uit hoofdstuk 12 wordt ook duidelijk dat de bestuurscultuur met strakke afspraken in coalitieverband uit deze tijd stamt. Er is heel veel overleg. Waar in de tijd van Wiegel het kabinet tegenover de Kamer staat, staat nu het kabinet met de regeringsfracties tegenover de oppositie. Dat brengt ons bij het thema ‘tegenmacht’ dat in 2021 vooral vanuit Pieter Omtzigt hoog op de agenda is gezet. Daarover in een andere blog meer.

Lubbers zelf vindt overigens niet dat hij te monistisch was en afspraken in coalitieverband dicht timmerde. Hij geeft daarover een kenmerkend Lubberiaans betoog. ”Je wordt als excuus gebruikt door mensen (…) die zeggen dat ze ergens niet onderuit kunnen, omdat er een afspraak in het Torentje is gemaakt. Terwijl dat helemaal niet waar hoeft te zijn, omdat ik bijvoorbeeld afspraken maak die de eigen verantwoordelijkheid onverlet laten”.

Al met al zijn de politieke memoires van Ruud Lubbers een interessant boek met ups en downs qua spanningsgehalte voor de lezer. Een aanrader voor wie zich wil verdiepen in het tijdperk Lubbers en in diens zeer doordachte visies vanuit een besef en verantwoordelijkheid van de christelijke politiek.

Geïnteresseerd in meer?
Lees ook mijn blogs over de biografieën van de unieke Franse en Europese politica Simone Veil, van president Francois Hollande en van VVD-coryfee Hans Wiegel.